Archive for april, 2008

Professionalisering: niet wenselijk of niet mogelijk?

zaterdag, april 12th, 2008

Heel af en toe hebben edubloggers voor andere onderwerpen oog dan alleen nieuwe en interessante technologie. Soms gaan berichten ook over de docent die met die technologie zou moeten gaan werken. Docenten zijn immers het publiek waar edubloggers voor schrijven.

In een bericht van Annet (Gadgets en onderwijs) vraagt ze zich af waarom docenten blijkbaar geen behoefte of tijd hebben om zich te scholen, dan wel hun kennis te verrijken. 

Professionalisering is momenteel een hot item. Sinds het rapport van de commissie Dijsselbloem wordt er veel geschreven over de verantwoordelijkheid die docenten hebben zich te blijven ontwikkelen. Niet alleen Annet is er mee bezig, ook W. van Ravenstein (Wiswijzer) en Robert Jan Simons (gastschrijver bij De onderwijsvooruitzichten door John van Dongen),om er maar een paar te noemen, hebben er recent over geschreven.  

Veel docenten lijken in de loop der jaren hun intrinsieke motivatie te hebben verloren om te investeren in de eigen ontwikkeling. Nu de discussie over professionalisering en de autonomie van de professional weer ontbrandt, mede naar aanleiding van het rapport van de commissie Dijsselbloem, overheerst vooral een bepaald gevoel van voorzichtigheid. Docenten zijn, zo lijkt het, lange tijd in gijzeling genomen door van overheidswege gestuurde vernieuwingen.  En nu zijn docenten wellicht bevallen door het Stockholmsyndroom. Ze werden immers altijd ‘gevoed’ door een overheid, ondersteuningsinstelling of procesmanagement.  En waar nodig bijgestuurd door middenmanagement dat onderwijskundig leiderschap diende uit te stralen. Veel docenten zijn uitvoerders die zich niet vertrouwd voelen in de rol van ‘ontwerper’. Je zet een manequin toch ook niet aan de tekentafel? En als het ontwerp niet past dan moet er maar gelijnd worden.

In onze organisatie is een veel gehoorde roep dat docenten houvast willen. En dat in een tijd dat ze er nu juist lustig op los mogen experimenteren. Docenten zouden dus geschoold moeten worden om op het gewenste professionele niveau (terug) te komen waar het huidige onderwijs om vraagt. Het ‘vakgebied bijhouden’ klinkt daarbij veel beter dan deskundigheidsbevordering of professionalisering. Maar het gaat tegenwoordig om meer dan het vakgebied. Docenten dienen het onderwijsontwerp vooral in teamverband aan te pakken.

Een ander probleem blijkt de tijd te zijn die docenten krijgen om zich te scholen. Recent onderzoek in opdracht van de Aob heeft uitgewezen dat tijd voor scholing ontbreekt in verband met de urennorm (VO: 1040; BVE: 850 uur) die ten dele wordt gezien als maat voor de kwaliteit van het onderwijs.

Er zijn dus veel factoren aan te wijzen. Waarom zou het probleem ook eenvoudig te verklaren en op te lossen zijn? De vraag is of alle betrokkenen (overheid, procesmanagers, onderwijsmanagers en ook de docenten) de komende tijd de juiste dingen doen en zeggen, elkaar willen verstaan en de goede dingen met elkaar afspreken.

Hoe worden we professioneler met elkaar.

Ik zou docenten willen aanbevelen meer tijd te steken in kennisdeling. De kracht van kennisdeling wordt schromelijk onderschat. Kennisdeling laat zich bovendien beter organiseren dan scholing in de vorm van trainingen en hei-sessies.  Met name het van elkaar leren op de werkplek  (vergelijk de publicaties van Eric Verbiest over de school professionele leeromgeving) is een concept dat te weinig wordt beproefd. Ik beschouw John Seely-Brown als een van de grondleggers van dit concept.

Organisaties zouden slimmer moeten worden. Dit concept (de lerende organisatie) is al weer ouder maar kent een aantal nieuwe elementen. Slim wil ook zeggen dat de organisatie op de juiste manier met cijfers om weet te gaan. ‘Business Intelligence’ is een kwestie van hoe mensen in de organisatie met cijfers en kengetallen omgaan. Het implementeren van een systeem van managementinformatie is daarvoor niet voldoende. Slimme of intelligente organisaties zijn ook in staat vast te stellen en vast te houden wat goed werkt. Ze kunnen daarover rapporteren en verantwoorden. Dit element is nog niet ontwikkeld. Wanneer CINOP (in opdracht van onze staatsecretaris) aan ROC’s gaat vragen wat werkt en waarom dat zo is, zou het wel eens oorverdovend stil kunnen blijven.

Tenslotte dienen organisaties in het veranderproces naast de technologische innovatie ook oog te hebben voor de sociale innovatie. Ketenomkering en meer verantwoordelijkheid voor de student vragen niet alleen om een andere logistiek maar ook om een sociaal herontwerp van onderwijsprocessen. En daarbij gaat het dus vooral om de rollen van de docent en die van de student. En niet te vergeten het bedrijfsleven.

Voor dit alles is geld nodig, zal van menigeen de eerste reactie zijn. Helaas is geld in het onderwijs vaker een deel van het probleem dan een deel van de oplossing. Het komt maar zelden voor dat de vraag om (meer) geld ook onderbouwd kan worden. En nog minder dat geld ook op de juiste manier wordt ingezet en iets duurzaams oplevert. Daarnaast blijkt uit een recent promotieonderzoek dat overheidsbekostiging (= bemoeienis) verlammend kan werken. Een slimme organisatie gaat ook efficiënter met de beschikbare middelen om en weet desnoods zelf middelen te genereren in plaats van de hand op te houden.

Wiki activities en support features

zaterdag, april 12th, 2008

Een klein foutje in een vorig bericht over het ‘Wiki 5 stage model’ (Wheeler heet geen John maar Steve) zorgde voor een aardige discussie via de mail die ik hieronder kort weergeef. De mailwisseling en eerdere reacties van Wilfred en mij waren ook reden voor Wheeler om te bloggen over de vraag of begeleiding van studenten bij het gebruik van een wiki een wens dan wel noodzaak is. Daarbij zouden zijn model en dat van Gilly Salmon mijns inziens prima hand in hand kunnen gaan.  Reden voor mij opnieuw te reageren richting Steve.

Voor mij is het van belang dat er duidelijkheid bestaat over de relatie tussen didactiek en technologie. De technologie vervangt de didactiek niet,  maar creëert wel nieuwe mogelijkheden als het gaat om interactie en participatie. Evenmin vervangt de technologie de docent. Wel vraagt technologie andere vaardigheden van docenten. Tevens zullen ze een andere rol  vervullen.

Mijn reactie via de mail:

(…)  I tried to emphasize that students would probably need some kind of e-moderating alongside. I don’t believe that students get ‘drawn in‘ to some collaborative learning activity just by them selves. At least not all types of students on different levels. For some more academic types of students, a more selfregulatory way of building a community of learners might probably work fine. I’m focussing more on the VET-type of students (and teachers). This means that while using a wiki for students to create some kind of collaborative work, a form of e-guidance or e-moderating is stil necessary and might be found in the e-tivities model of Gilly Salmon. 
I personally disagree with authors like Prensky who stress, and tend to make teachers wrongfully believe, that students (as members of the so called Net-generation) are quite capable of finding their own way around modern, educational technology. (…)

 Steve’s antwoord:

(..) I do like the idea you are elaborating on here, and I agree with you that in many cases there needs to be some scaffolding in place – hence my 5-stage model – to draw students into the activities. From my experience over the last two years, I have found that students differ in their engagement levels – some get on with their studies independently whilst others thrive on social support from their peers and tutors.  (…)

5 Stage wiki model

donderdag, april 10th, 2008

I have tried to develop a model which describes how students are gradually drawn into deeper cognitive engagement with learning whilst at the same time they are gradually developing their collaborative strengths.

Bovenstaand uitleg is van Steve Wheeler van de Universiteit van Plymouth. Wheeler probeert met dit model aan te geven wat voor hem de rol van een wiki bij het leerproces is.

Het model begint met Exploration: de verkenning van de leeromgeving en de ‘regels van het spel’. Dan volgt de Exhibition: het neerzetten van het eigen ik, de (reflectie op de ) eigen ervaringen. Als derde fase komt de Explanation: het (mee)delen van de eigen ideeën en opvattingen. De op een na laatste fase heet Elaboration waarbij studenten samenwerken door elkaars teksten aan te passen en te discussiëren/argumenteren over elkaars bijdragen. Tenslotte volgt de Evaluation-fase: het waarderen en beoordelen van de validiteit, betrouwbaarheid en relevantie van het geleverde werk in de wiki.

De opbouw in vijf fasen doet met sterk denken aan het vijf fasen model voor e-moderating van Gilly Salmon (ook wel aangeduid als de e-tivities). De e-tivities worden door haar aangeduid als de ‘key to active online learning‘ .

Ik denk dat er zonder een duidelijke vorm van e-moderating geen sprake is van studenten die als vanzelf steeds verder betrokken raken bij een wiki-project. Ook de kwaliteit van de samenwerking die in de laatste twee fasen tot uitdrukking komt vraagt om een vorm van begeleiding. Het zou voor docenten die een wiki in willen zetten dus niet verkeerd zijn om zich ook te verdiepen in vormen van computer-mediated communication. En natuurlijk mag enige kennis van het concept wiki niet ontbreken.

User Centered Design

donderdag, april 10th, 2008

Sinds enige weken is het project User Centered Design (UCD) actief in het Ruud de Moor Centrum (RdMC). User Centered Design is een aanpak van het ontwerpproces van producten en diensten, waarbij de behoeften, wensen en mogelijkheden van de eindgebruiker (de persoon voor wie het product of de dienst uiteindelijk bedoeld is) centraal staan.

Ontwerpen vanuit de klant mag dan wel als zeer vanzelfsprekend klinken, in het onderwijs is het dat nog lang niet. Recent onderzoek liet zien dat de rol van de student als co-designer van het eigen leerproces nog niet uit de verf komt (Over de deelnemer gesproken; Max Goote Kenniscentrum Nieuwsbrief december 2007).

Niet alleen aandacht voor de wensen en behoeften maar ook de actieve rol van de klant/student is daarbij van belang. Werken aan dit soort rollen is een vorm van sociale innovatie. Een vorm van innovatie waar het onderwijs enorm mee worstelt omdat de bestaande rolpatronen al zo lang onveranderd zijn en docenten zich er zo vertrouwd in voelen.

Als de aandacht al gericht is zaken als resultaatverantwoordelijke teams (inclusief Belbin-rollen) dan wel nieuwe rollen als coach of studieloopbaanbegeleider, wordt de rol van de student bij dit ‘sociale herontwerp’ nogal eens vergeten. Terwijl (sociale) interactie en vooral participatie juist wezenlijke elementen van competentiegericht onderwijs zijn.

Ik hoop dat men dat bij het Ruud de Moor Centrum ook heeft begrepen.

Het uitvoeren van dit project betekent niet dat we de producten en diensten in het verleden zonder enige gebruikersbemoeienis hebben ontwikkeld. Integendeel, er is erg intensief samengewerkt met allerlei partijen uit het onderwijsveld bij gedachtevorming rondom en realisatie van de producten en diensten. Door het uitvoeren van dit project willen we bereiken dat deze gebruikersparticipatie in de toekomst meer gestructureerd en daarmee effectiever en efficiënter verloopt.

Bovenstaande citaat uit het artikel wekt bij mij de indruk dat hier de docent als gebruiker van producten of diensten wordt bedoeld. Het zou mooi zijn wanneer het ‘User Centered Design’ als concept ook aan de docenten zou worden overgedragen zodat zij dit op hun beurt bij de student kunnen inzetten.

Doelgerichter onderwijs zonder overheidssteun

donderdag, april 10th, 2008

Een interessante invalshoek en ongebruikelijke onderzoeksvraag. Marlies Honingh vergeleek onderwijsinstellingen die door de overheid bekostigd worden met scholen die geen geld van de overheid ontvangen. Zij promoveert op donderdag 17 april op haar onderzoek.

Docenten in de door de overheid bekostigde onderwijsinstellingen zijn minder positief over de onderlinge communicatie over de taakverdeling. Middenmanagers in de instellingen die geen bekostiging van de overheid krijgen, zijn zich in sterkere mate bewust van de onderlinge concurrentie tussen onderwijsinstellingen, zijn doelgerichter, responsiever ten opzichte van wat er buiten de school gebeurt en nemen meer risico’s in de bedrijfsvoering.

Het promotieonderzoek heeft op het eerste oog een aantal interessante uitkomsten opgeleverd.  Niet gehinderd door overheidssteun (= bemoeienis) blijken managers doelgerichter en responsiever. Dat zijn eigenschappen waar het bedrijfsleven steeds meer om vraagt als het om onderwijsinstellingen gaat.

Maar hoe zit het met de maatschappelijke betrokkenheid van management en docenten?

Honingh ondervond dat de opvattingen die docenten in beide typen onderwijsinstellingen hebben over hun taken en verantwoordelijkheden voor de voorbereiding op maatschappelijk functioneren van de leerlingen nauwelijks van elkaar verschillen. (…) De ondernemendheid van middenmanagers in door de overheid bekostigde onderwijsinstellingen laat meer een gerichtheid op de maatschappij zien.

De rol en opvattingen van de docent lijden blijkbaar niet onder een commerciële aanpak.

Zit er dan toch een kern van waarheid in de gedachte dat een ‘open bestel’ het onderwijs ten goede kan komen?

Leraarschap: waarom wel?

donderdag, april 10th, 2008

Die generatie voelt zich, alle maatschappelijke betrokkenheid ten spijt, niet aangetrokken tot de logge, bureaucratische, hiërarchische, op ICT-gebied middeleeuwse onderwijsinstellingen.

Ook een reden om je als jonge academicus niet tot het beroep van leraar/docent aangetrokken te voelen.

Appels en peren; knollen voor citroenen

donderdag, april 10th, 2008

‘Bij Sakai is gebruik gemaakt van een uitgebreide pilot, terwijl bij Microsoft Sharepoint gekozen is voor een quickscan, waarbij voornamelijk aandacht is besteed aan het gebruik van het product Microsoft Sharepoint binnen andere onderwijsinstellingen’

De keuze voor een nieuwe ELO bij de UTwente stuit op bezwaren van meerdere belanghebbenden. Dat een ELO-keuze een ingewikkeld proces is, staat als een paal boven water. Dat voor de UT de keuze ook afhangt van de keuze van andere onderwijsinstellingen is vrij nieuw voor Nederlandse begrippen. Gezamenlijke ontwikkeling en beheer zijn daarbij de argumenten. Maar die blik naar buiten houdt wel op de landsgrenzen.

Het is vreemd om te zien dat SAKAI, toch het product van grootschalige internationale samenwerking tussen vele instellingen uit het hoger onderwijs, niet juist om die reden voor de UT een optie is gebleven. Gezamenlijke ontwikkeling is bij open source de kracht waar gebruikers hun voordeel mee doen; grote(re) invloed op de functionaliteit is een van de wezenlijke kenmerken.

De UvA is nog niet van de ingezette SAKAI-koers afgeweken en is op termijn wellicht de (voorlopig) enige Nederlandse gebruiker van SAKAI. De tijd zal leren welke de beste strategie is.