Archive for maart, 2008

"If the news is that important, it will find me"

zaterdag, maart 29th, 2008

Mooie quote die ik tegenkwam in een bericht van NRC-blogster Marie-José Klaver. En de vragen waarmee ze het bericht afsluit zijn de juiste vragen om te stellen.

Als jongeren wel artikelen willen lezen en nieuwsuitzendingen willen bekijken, maar niet de sites van de producerende media bezoeken, wat doe je dan? Hoe zorg je ervoor dat jouw nieuws wordt opgepikt en doorgestuurd wordt?

De jeugd van tegenwoordig trekt zich weinig aan van traditionele media. ‘Even om acht uur het nieuws kijken’ is zo’n uitdrukking die ook wel zal verdwijnen in deze on-demand en just-in-time wereld.

Hoe bereik je de jeugd van tegenwoordig; hoe vind je ze? Want we hebben als onderwijs nog steeds een belangrijke boodschap. Maar het belang van de boodschap dient blijkbaar door de peers te worden aangegeven. Eerder zal een boodschap geen hoge graad van verspreiding kennen. Een gevalletje van social recommendation dus.

Volgens Richard Hooijdonk (zie zijn bericht over marketing 2.0 op marketingfacts.nl) onstaat de perfecte inhoud (boodschap) door het feit dat  anderen deze informatie kunnen verrijken met opvattingen, aanvullingen of correcties. Zo ontstaat de perfecte inhoud (boodschap).

Dus als de boodschap op de juiste wijze het P2P-netwerk ingaat, ontstaat er een soort ‘user enhanced news’  of ‘user enhanced information’ (vrij naar ‘user generated content’) . Wat betekent dit voor de oorspronkelijke boodschap; wat zijn de effecten met betrekking tot de ‘branding’?

Het is een gebied dat amper verkend is. Welk ROC werkt al crossmediaal en combineert kanalen op een slimme manier?  Van multi (“Ja ook wij hebben een krantje, website, open dagen, folders, etc!”) naar mixed (“U bedoelt?”).

It’s that important!!

Onderzoek Becta over web 2.0 (sneak preview)

vrijdag, maart 28th, 2008

 

In een bericht over …, jawel web 2.0, geeft Ewan McIntosh een doorkijkje naar onderzoek van Becta. HetWeb_20 verbaast hem niet dat de vermeende Einstein- of Netgeneratie wellicht alweer door onderzoek wordt ontzenuwd.

Their findings show that the preconception, evident in the original research question, that young people at large are being drawn “into a wide range of creative production – such as video, images, and expressive text, all of which can be uploaded, systematised, and shared”, is a utopia reach by only a minority.

Maar niet getreurd; web 2.0 heeft wel degelijk het nodige te bieden ook al gaat het allemaal niet vanzelf. Er zal in het onderwijs aandacht voor moeten zijn. En dat is nog altijd de taak van de professional. De jeugd heeft web 2.0 namelijk nog lang niet in de vingers.

Volgens McIntosh zou web 2 .0 via een aantal domeinen in het onderwijs kunnen worden ingebed.

The pedagogies they were hoping to unearth in young people’s use of Web 2.0 could be covered under four domains: Inquiry (Purpose?); Collaboration (Play?); Literacies; Audience (Public / Private?).

Het valt hem daarnaast op dat web 2.0 meer in het lager onderwijs wordt toegepast dan in het voortgezet onderwijs. Geen idee of dat in Nederland ook het geval. Ik heb wel de indruk dat er steeds meer basisschooldocenten met web 2.0 technologie bezig zijn, vaardigheden ontwikkelen en daarover ook bloggen. Zou het kunnen dat docenten in het MBO daar gewoon minder tijd voor krijgen? Of zien ze minder aanleiding om web 2.0 in te zetten in de dagelijkse lespraktijk? Mcintosh stelt vergelijkbare  vragen. Hij vraagt zich bovendien af of docenten in het lager onderwijs wellicht meer aandacht schenken aan reflectie en assessment (for learning vanzelfsprekend).

Als ik bedenk dat in het MBO zaken als reflectie en ontwikkelingsgericht beoordelen steeds meer aandacht krijgen, zou je toch verwachten dat de docenten ook behoefte gaan krijgen aan passend instrumentarium. En web 2.0 heeft van die typische kenmerken (interactie – participatie – cocreatie – peerassessment – etc.) die zich daar voor lenen!

McIntosh formuleert verder een aantal ongevraagde adviezen die toch de moeite waard zijn om mee te pakken.

Don’t romance the Web 2.0 Appetite
Denk nou niet dat iedereen op web 2.0 zit te wachten en staat te trappelen van ongeduld om het te mogen gebruiken.

School is a different place
Denk nou niet dat studenten zich laten verleiden tot gedrag dat typisch niet-schools is door het gebruik van software die typisch niet-schools is.  

I think they spend a lot of time teaching you how to use Microsoft programmes which have a help button but when you get into situations on the internet there is no help button.

Denk niet dat studenten zich wel redden met enkel de software. Web 2.0 kent geen embedded support maar is helemaal geënt op peer support. En als studenten elkaar niet kunnen helpen …!?

Inquiry is difficult
Denk niet dat studenten informatie vanzelf wel weten te vinden en te waarderen. Onderzoek is meer dan zoeken via Google en kopiëren via Wikipedia

“If there was a science test I’d probably just go to the text book. You know where everything is in the textbook but I don’t know where to find it on the web.”

Denk niet dat samenwerking ook altijd samen werken inhoudt.

Coordination is not collaboration and many of these technologies actually bring about coordination, rather than rich collaboration where everyone pulls together.

Web 2.0 challenges with the practice of education

Resource overload: nog meer, en ik doe/moet al zoveel!
ICT Absorbing the budget maar de hardware moet ook elke drie jaar worden vervangen!
Dissemination: hoe krijg je collega’s zo ver dat ze er ook mee aan de slag gaan? 
Match to existing culture:  is de organisatiecultuur er wel naar? 
Assessment allemaal leuk en aardig maar er moet ook summatief getoetst worden?  

Volgens McIntosh verschijnt het Becta-rapport binnenkort en bevat het nog veel meer interessante gegevens. Dat moet ik dus even in de gaten houden.

Mediawijsheid en e-veiligheid

donderdag, maart 27th, 2008

Nog niet zo lang geleden had ik een online ‘discussie’ met onder andere Wilfred (en hier) over onder andere veilig gebruik van internet door kinderen. Mediawijsheid, sociale of  digitale geletterdheid;  het is maar net hoe je het wilt noemen. Daarbij kwamen ook even de rol van de overheid en natuurlijk die van het onderwijs aan de orde.  

Minister van onderwijs Plasterk had in een reactie op kamervragen aangegeven het niet nodig te vinden meer aandacht te schenken aan internetgebruik. Zowel de veiligheid in gegruik door kinderen als het verantwoord gebruik van de sociale dimensie van het internet zouden volgens Plasterk voldoende gegarandeerd worden door kerndoelen, eindtermen en dergelijke. Ik ben dat niet met hem eens en volgens mij ben ik niet de enige.

Bekend internetsocioloog Albert Benschop hangt de mening aan dat verantwoorde sociale omgang van mensen op internet in communities en dergelijke vooral afhangt van zelfregulering. De vfaag blijft bestaan of dat ook geldt voor kinderen die op een steeds jongere leeftijd verzeild raken in suspecte omgevingen.

Via de weblog van Ewan McIntosh (The Byron Review unveiled: better information for parents) werd ik vandaag geattendeerd op een rapport voor de Britse overheid dat zich in het bijzonder richt op e-safety. Het zogenaamde Byron-rapport ‘on children, the net and gaming’ is geschreven door Tanya Byron op verzoek van de Britse  premier. Een zeer uitgebreid onderzoeksrapport dat gelukkig ook vergezeld gaat van een samenvatting.

Een snelle blik in de samenvatting levert de volgende aanbevelingen van Byron op m.b.t het curriculum, nieuwe docenten, de lespraktijk en schoolbeleid:

In relation to Schools I recommend:
That the Government ensures that e-safety best practice is well reflected in guidance and exemplar case studies across the curriculum as part of the support being provided to help schools to implement the new curriculum. (…)

That the TDA (Training and Development Agency) take steps to ensure that new teachers entering the profession  are equipped with e-safety knowledge and skills. I recommend specific ways of  achieving this, including revising the statutory ICT test, providing guidance for  initial teacher training providers on how to assess trainee e-safety skills against the
Professional Standards for Teachers and that TDA’s survey of new teachers should include elements on e-safety.
That the Government takes this opportunity to encourage school leaders and  teachers to focus on e-safety by identifying it as a national priority for continuous  professional development (CPD) of teachers and the wider school workforce

That in all schools, action is taken at a whole-school level to ensure that e-safety  is mainstreamed throughout the school’s teaching, learning and other practices.
In particular I recommend that:
– Government should encourage schools to use Becta’s self review framework assessment to drive continual improvement in schools’ use of ICT including with regard to e-safety.
– 100% of schools should have Acceptable Use Policies that are regularly reviewed, monitored and agreed with parents and students. Guidance on this should be incorporated in Becta’s revised self review framework.
– that all schools and local children’s services use an accredited filtering service.

Er is van het advies ook een versie voor de Engelse schooljeugd verschenen op een aparte webpagina.

Vergelijkbare initiatieven in Nederland zijn te vinden bij Kennisnet (mediawijsheid) en vooral bij Digibewust. Maar zo concreet als de voorstellen van Byron richting onderwijs zijn deze intitiatieven helaas niet. Misschien moeten belangengroepen er eerst eens flink de aandacht voor vragen voordat de vrijblijvendheid wordt ingeruild voor verantwoord beleid.

IT-managers en web 2.0

maandag, maart 24th, 2008

Gmail, Yahoo, Zoho en Google Apps staan bovenaan het web 2.0 ergernissenlijstje van cio’s. It-bazen zijn ook niet gecharmeerd van blog’s, wiki’s, rss en sociale netwerken. (bron)

Dit soort berichten doen mij vermoeden dat er voor de invoering van Web 2.0 in het onderwijs meer nodig is dan missiewerk bij docenten.

De belangrijkste reden voor de afkeer van de managers zou volgens het onderzoek liggen in de beveiliging. Ik vraag me af of dat ook de ware reden is. Net als bij onderzoek onder IT-managers over open standaarden enige jaren geleden door het programma OSOSS, lijkt me de onbekendheid met het fenomeen web 2.0 een belangrijke factor. Je dan gewoon verschuilen achter issues als veiligheid, is meteen ‘veilig’.

Applicaties als Google Docs of Zoho zouden bovendien niet toereikend zijn voor het gebruik in bedrijven. Ik heb het gevoel dat er in bedrijven zonder blikken of blozen wordt geupgrade naar een nieuwe versie van Word of Excel terwijl het gros van de gebruikers nog geen 10% van de geboden functionaliteit inzet of daar zelfs kennis van heeft. Een uitspraak als deze veronderstelt tevens dat IT-managers onderzoek doen naar de verschillen tussen online applicaties en de standaard software voor kantoorautomatisering. Ook dat lijkt me niet het geval. Had men dit wel gedaan dan waren in de afgelopen jaren veel meer bedrijven en scholen overgestapt op Open Office.

De gemiddelde IT-manager is volgens mij minder bij de tijd dan nodig is. Wanneer een bedrijf of shool zich strategisch oriënteert op ontwikkelingen als SOA en RIA (rich internet applications) kan men daarbij niet om Web 2.0 heen. Zolang IT-managers over forse budgetten en te weinig kenns van zaken beschikken zullen ze blijven opteren voor de ‘veilige’ keuzes.

Ook bij de waarde van een onderzoek door CIO.com kun je vraagtekens plaatsen. Een artikel bij soa-talk.blogs.techtarget.com over een onderzoek onder leden van SearchSOA.com geeft een aantal resultaten weer die een heel ander beeld oproepen.

In all we received 395 responses and 44% said rich Internet applications were part of their enterprise IT/business strategy. Another 30% reported that RIA would become part of that strategy in 2008. 85% reported that RIA was an important to extremely important piece of their SOA strategy. Only 2% said RIA wasn’t important at all to their SOA plans.
Most strikingly, 74% reported they expect the importance of RIA to their IT/business goals to increase this year.

Welke onderzoeken een correct beeld oproepen is uiteindelijk niet van belang. Voor mij is eigenlijk alleen maar belangrijk of de IT-managers in het onderwijs open staan voor de technologie die het onderwijs nieuwe mogelijkheden biedt voor interactie en participatie, de wezenskenmerken van het onderwijs van de 21-ste eeuw.

Visuele gadgets voor Google Docs

vrijdag, maart 21st, 2008

Sinds deze week heeft Google Docs een aantal interessante nieuwe features.

Het is mogelijk om aan een google spreadsheet een gadget toe te voegen door met rechts op een cel te klikken. Bij de keuze uit de gadgets heb je de volgende mogelijkheden:

Vlakdiagram

Interactief vlakdiagram; elke numerieke kolom is een lijn

Staafdiagram

Interactief staafdiagram; elke kolom is een staaf.

Graadmeters

Elke numerieke waarde wordt weergegeven als een meter.

  Beeldlijndiagram

Lijndiagram met de diagram-API van Google

  Lijndiagram

Interactief lijndiagram; elke numerieke kolom is een lijn.

  Cirkeldiagram

Interactief cirkeldiagram; elke waarde wordt weergegeven als een taartpunt.

  Spreidingsdiagram

Interactief spreidingsdiagram. De eerste kolom is voor de X-coördinaten, de volgende kolommen voor de Y-coördinaten.

  Interactief chronologisch diagram

Een interactief chronologisch lijndiagram zoals wordt gebruikt in Google Economie. De eerste kolom bevat datums en de tweede kolom bevat waarden.

  Motion Chart

A dynamic flash based chart to explore several indicators over time. Required columns: bubble name, time and 2 columns of numeric values. Optional columns: Numeric values or categories.

  Tabel

Een interactieve tabel met filters en groepeerfuncties.

  Temperatuurkaart

Geeft een kaart weer met verschillen in kleurintensiteit die overeenkomen met bepaalde waarden. De eerste kolom bevat ISO-landcodes, en de rest van de kolommen bevatten numerieke waarden.

  Kaart

Elke rij staat voor een adres dat op de kaart wordt weergegeven; de laatste kolom kan worden gebruikt voor knopinfo.

  Zoeken op het web

Zoeken op het web naar alle geselecteerde waarden.

  Afbeeldingen zoeken

Zoeken naar afbeeldingen voor alle geselecteerde waarden.

  Organisatiediagram

Twee kolommen verwacht: een voor de naam van de werknemer en de tweede voor de naam van de manager.

Gdocsbar 0.5.6. update: installeren of niet?

vrijdag, maart 21st, 2008

Versie 0.5.6 van de firefoxextensie Gdocsbar heeft een aantal interessante nieuwe  features. Een daarvan, de webclips, lijkt op de functionaliteit van Google Notebook. Je kunt delen van een webpagina selecteren en naar de dropbox slepen. Gdocsbar is aanwezig als sidebar dus het slepen en laten vallen is niet bewerkelijk. De gekopieerde content wordt  door Gdocsbar geconverteerd naar Google Docs in de vorm van een bestand met de extensie .clip.

Een selectie van de homepage van MBO2010 levert dan het volgende op in Google Docs.

 

 

De volledige structuur inclusief alle hyperlnks wordt overgenomen.

 

 

Dezelfde actie bij een webpagina met veel media-content levert het volgende op.

 

 

 

 

 

 

 

Alle mediacontent wordt getoond in de clipversie van de gekopieerde pagina. De clipversie van de pagina heeft de volgende html-code:

<h2>Webclips</h2>
<p>Now, you can save content from websites right into Google Docs.
Select the content (text, images) and drag it onto the upload panel to
upload clips. You can set the extension of webclips saved in the
options panel.</p>
<p><img alt=”21.png” src=”http://gdocsbar.com/blog/wp-content/uploads/2008/03/21.png”></p>
<p><a href=”http://gdocsbar.com/blog/2008/03/12/gdocsbar-056-update/#”>Top</a></p>

De overige nieuwe features, zoals het werken met templates, zijn nogal buggy. Wie (nog) niet met Google Notebook (of Zoho Notebook) werkt, vindt de clip-feature waarschijnlijk interessant genoeg om de nieuwe versie te installeren.

OECD onderzoekt ICT-competenties werknemers

donderdag, maart 20th, 2008

De OECD, bekend van vele onderzoeken waaronder Education at a Glance en PISA, wil zich in de toekomst ook richten op de volwassen werknemer. Het onderzoek richt zich op de ICT-vaardigheden

The OECD Programme for the International Assessment of Adult Competencies (PIAAC) will assess the level and distribution of adult skills across countries, focusing on the cognitive and workplace skills needed for successful participation in today’s work environment.

Het programma richt zich onder andere op de vaardigheid om met behulp van ICT informatie te beheren, integreren en evalueren. Ook de constructie van nieuwe kennis en de communicatie met ICT behoren tot de onderzoeksdoelen.

Niet langer alleen kijken naar de vaardigheiden en competenties van werknemers van de toekomst maar een beeld van de competenties van de werknemere van vandaag.

Een onderzoek van het SCP heeft enige jaren geleden uitgewezen dat er door de inzet van ICT minder sprake is van invloed op de productiviteit maar dat er voor hetzelfde werk uiteindelijk minder mensen worden ingezet. Van groot belang daarbij is natuurlijk dat werknemers ook leren de ICT zinvol in te zetten. In het  “Jaarboek ICT en samenleving 2005” wordt zelfs gesproken over mogelijke negatieve effecten op de productiviteit:

De effectiviteit van ICT-investeringen is mede afhankelijk van gelijktijdige aanpassingen in de organisatie en in de kennis van werknemers. Zonder aanpassingen in het vermogen om met nieuwe technologie om te gaan, kunnen ICT-investeringen zelfs een negatieve invloed op de productiviteit hebben.

Investeren in ICT doen we in het onderwijs al jaren. Het in grote schaal naar binnen schuiven van technologie is de laatste tien jaar aan de orde van de dag. Er zijn ook voldoende subsidies en stimuleringsregelingen geweest om dat mogelijk te maken.Scholen hebben er zelfs de middelen voor de hardware iedere drie à  vier jaar te vervangen, ongeacht de mate van gebruik ervan en de staat waarin die hardware zich bevindt.

Waar helaas veel minder in geïnvesteerd wordt, is het vermogen van de gemiddelde docent om met ICT om te gaan. Ik doel dan niet op trainingen als het ECDL maar op het verantwoord leren inzetten van technologie in het leerproces. Het gaat daarbij meer om een programme als EPICT (European Pedagogical ICT License) dat in Nederland helaas niet wordt opgepakt in tegenstelling tot andere Europese landen. Simons spreekt van digitale didactiek; het Ruud de Moor Centrum spreekt van e-didactiek (zie de prachtige Toolkit e-Didactiek). In een eerder bericht heb ik al aangegeven dat we de vermogens van de net- of einsteingeneratie niet moeten overschatten. Ze hebben de techniek dan misschien wel snel onder de knie, maar dat wil nog niet zeggen dat ze die ook meteen zinvol weten in te zetten bij het vormgeven van hun eigen leerproces!

Het “Jaarboek ICT en samenleving 2006” van het SCP spreekt al van  een onoverbrugbare afstand tussen docenten en studenten.

De achterstand van leraren ten opzichte van leerlingen, wat betreft de technische kennis van computers en internet is niet meer te overbruggen. De leraren kunnen de leerlingen echter wel bijbrengen hoe zij on-line met elkaar moeten omgaan en hoe ze bijvoorbeeld informatie van internet op waarde moeten schatten.

Toch laat recent onderzoek zien dat we de Net- of Einsteingeneratie al te veel toedichten en ook niet als generatie moeten verabsoluteren en afzetten tegen alles en iedereen die voor 1990 is geboren. 

Docenten zullen dus meer in hun mars moeten hebben dan Marc Prensky graag geruststellend beweert als hij weer eens een zaal vol met digitale immigrants onderhoudend toespreekt. Docenten zullen de student vertrouwd moeten maken met vooral de meerwaarde van technologie in het leerproces. Zij moeten de student ook leren zoeken naar informatie op het internet. (Hierover trouwens een mooi artikel in  het nieuwste nummer van Onderwijsinnovatie! Internetinformatie leren beoordelen: twee onderwijsmethodes vergeleken.). 

 Je kunt als docent niet volstaan met opmerkingen als “Met Google kun je wel het een en ander vinden.” In het verleden werden studenten ook op een meer gestructureerde manier vertrouwd gemaakt met bibliotheken, kaartenbakken, indexen, etc.  

Volgens het Jaarboek van 2007 verwacht de werknemer niet dat de werkdruk afneemt maar dat het werk interessanter en het leven aangenamer en overzichtelijker wordt door ICT.

Nu is de hamvraag of medewerkers in het onderwijs ook deel uit gaan maken van dit nieuwe onderzoek van de OECD. De tweede vraag die mij bezighoudt is of de vragen verder reiken dan het kunnen omgaan met email en een webbrowser, maar bijvoorbeeld ook de inzet van social software, weblogs en wiki’s. De PISA-onderzoeken hebben over het algemeen een redelijke impact op het onderwijsbeleid. Misschien heeft dit onderzoek een vergelijkbare  invloed op de het beleid van het ministerie als het gaat om de competentieis van docenten.

Wat werkt als het gaat om onderwijsvernieuwing?

woensdag, maart 12th, 2008

Deze vraag bekruipt op dit moment veel mensen die met de vernieuwing van onderwijs bezig zijn. Wat werkt en hoe weet ik dat? Waar vind ik de informatie die me ‘zekerheid’ geeft om een bepaalde didactische aanpak uit te proberen?

Iedereen vindt het hele proces van onderwijsvernieuwing complex; iedereen heeft behoefte aan onzekerheidsreductie.

De vraag of we weten wat werkt werd gisteren nog met enige ergernis door Wilfred beantwoord in zijn bericht: Hoezo ‘evidence’?. De vraag of er sprake is van bewezen praktijken leidt, als zo vaak, tot discussie. Wilfred beroept zich in zijn reactie op een interview met Peter Teune die beweert dat de evidence voor het oprapen ligt.

In een eerder bericht over wat je als bewezen mag beschouwen, heb ik er op gewezen dat in een discussie voor beide partijen het gelijk vaak voor het oprapen ligt. De vaak hoogoplopende discussies tussen bijvoorbeeld Robert Jan Simons en Greetje van de Werff staan velen nog op het netvlies. Het is maar net wie je nodig hebt of wie je voor het karretje wilt spannen. We gaan dan misschien wel graag met elkaaar in discussie, volgens Martin Valcke gaan we in Nederland de harde evaluatie echter uit de weg.

Harde evaluatie of niet, wat ik vaak mis is een vorm van ranking, rating of recommendation als het gaat om de vele ‘good practices’. De techniek ervoor is er al. Als we al iets in de vorm van kennisdeling organiseren, blijft het toch vaak beperkt tot informatievoorziening. Traditionele websites met nieuwsberichten en productoverzichten.

Wat zeggen me alle producten die het procesmanagement MBO2010 op haar site, op CD-rom of via een jaarlijks festival deelt met het veld? 

En wie zegt me dat ik op de juiste plaats aan het zoeken ben?

Waar moet je beginnen met zoeken en rapen.  Die vraag werd eveneens recentelijk gesteld door Jef van den Hurk: Implementeren van CGO (2): waar haal je het vandaan? En het bericht van Jef laat zien dat er geen eenvoudig antwoord te geven is.

Ik zou me kunnen voorstellen dat MBO2010 iets optuigt in de vorm van een ‘wat werkt’-clearinghouse. Wat dan vooral niet mag ontbreken zijn de gebruikerservaringen en evaluatiegegevens. De jaarlijkse Cinop-evaluatie biedt daarvoor te weining aanknopingspunten. Iets meer openheid zou de zaak wel goed doen.

Waarom geen openheid over de invoeringsplannen die alle ROC’s vorig jaar op verzoek van de staatssecretaris hebben moeten schrijven. Ze zijn nergens op een centrale plaats te vinden. Ze geven toch een goed overzicht over de productagenda van de afzonderlijke ROC´s. En dan, na weer een jaar experimenteren, ook de evaluaties van de ROC’s op diezelfde centrale plaats publiceren. Weten van elkaar waar je mee bezig bent, wat dat heeft opgeleverd en wat de moeite van het vasthouden waard is. Waarom geen openheid over de discussies en ontwikkelen binnen de experimentclusters maar vaak besloten kennisnetgroepen en jaarlijkse verslagen. Maken trouwens ook vertegenwoordigers van het bedrijfsleven deel uit van de clusters?? 

Wat leveren aanbevelingen als de volgende nou eigenlijk op:

Durf keuzes te maken, durf beslissingen te nemen.
Denk in mogelijkheden en niet in onmogelijkeden.
Wees pro-actief en benut de mogelijkeden.

Flauw? Wat te zeggen van de volgende:

Probeer docenten op één lijn te krijgen.
Borg voor deskundiheidsbevordering van alle betrokkenen.
Borg dat de competenties voor een coach zijn beschreven.

En om dit soort aanbevelingen boven tafel te kijgen moet ik spitten in een verzameling PDF-jes en zoeken naar de pagina met aanbevelingen. Hoezo toegankelijk; hoezo ook thematisch geordend?

Kunnen we iets leren van vergelijkbare processen in andere landen?

De aanpak in Schotland (‘Schools of Ambition’; een programma van drie jaar) biedt openheid over de implementatieplannen van de deelnemende scholen, kent een flankerend onderzoeksprogramma en een plek om ervaringen te delen

De aanpak van Carol Twigg (Program in Course Redesign) in Amerika kent een duidelijke fasering. Na een driejarig PEW-onderzoeksprogramma (1999-2003), in drie rondes en met  verschillende instellingen, zijn alle resultaten, ervaringen, onderwijskundige en rekenkundige modellen en dergelijke vastgelegd. De zeer positieve ervaringen worden nu in de vorm van een (4-fasen iteratief) programma (PCR) langzaam uitgerold in een toenemend aantal staten. Een programma dat ook bij Community Colleges lijkt aan te slaan. Inmiddels is Carol, als directeur van het National Center for Academic Transformation, een tweede programma gestart om met name de voortijdige uitval terug te dringen (Increasing Success for Underserved Students: Redesigning Introductory Courses).

In Australië is men in 1997 begonnen met een herontwerp van het beroepsonderwijs (Reframing the Future). Een proces dat nog steeds, na tien jaar(!) , in volle gang is. Vooral werkplekleren (workbased learning) en action learning, samenwerken met het bedrijfsleven (CoP’s) en de invoering van een nieuwe kwalificatiestructuur in het onderwijs en op de werkplek staan daarbij centraal. De actieplannen van de deelnemende instellingen worden gedeeld  De organisatie biedt informatie over en subsidies voor veranderprocessen, kennismanagement en strategisch management, change agents, het werken in communities of practice, richtlijnen en templates en dergelijke. Docenten (practitioners) kunnen op thematische fora van gedachten wisselen.

Net als Jef kan ik afsluiten met de opmerking dat ik op veel van bovenstaande vragen in volgende berichten terug kom. Net als Wilfred zal ik mij ook nog wel eens ergeren.

Maak snel voor groepen studenten een blog aan

dinsdag, maart 11th, 2008

James Farmer, toch altijd al zo enthousiast, is weer eens zeer in zijn nopjes met een nieuwe feature voor edublogs.

Het is nu voor docenten die een edublogs account hebben (en deze zijnsnel aan te maken) heel eenvoudig om voor grote groepen studenten een blog aan te maken en daarbij tevens te bepalen of hij/zij ook de adminrechten  van die blogs wil. 

Nieuwe gebruikers krijgen vanzelf hun gebruikersnaam en wachtwoord via het mailadres dat is ingevoerd bij het aanmaken van de accounts.

Blog en user creator

Opnieuw een reden volgens mij om als docent te kiezen voor edublogs van James Farmer in plaats van WordPress of Blogger. De manier waarop Farmer en de mensen om hem heen zorgen voor nieuwe functionaliteit, gebruiksvriendelijkheid en ook de zeer handige blog (The Edublogger) met leesbare, handige en visueel duidelike tips en trucs van Sue Waters,  zijn daarbij van doorslaggevend belang.

Web 2.0 en het democratisch tekort

dinsdag, maart 11th, 2008

Leiden de web20peacelove.jpgmogelijkheden van nieuwe media vanzelf tot een volwaardige dialoog tussen burger en overheid, tussen consument en bedrijfsleven?

Deze vraag staat centraal tijdens het rondetafelgesprek op internet met experts en crowds dat De Balie morgenavond, 12 maart, organiseert.

Bedrijven en overheden zijn naarstig op zoek naar mogelijkheden om met burgers in gesprek te raken en hun kennis en ervaring te betrekken in de besluitvorming. Nieuwe media bieden daartoe mogelijkheden. Verwachtingsvolle stellingen over het democratiserende vermogen van nieuwe media vullen al enkele jaren opiniepagina’s, weblogs en bestsellers.

Het gesprek wordt rechtstreeks via internet uitgezonden. Via de chat van De Balie kan iedereen deelnemen aan de discussie.

Beargumenteerde stellingen voor het debat kunnen nog steeds worden aangedragen op de site democratiseringvandewaarheid.